Nieuws
Verslag raadsvergadering 28 januari 2022: Verbeterde financiële positie en huisvestingsvisie
Raadvergadering 28 januari 2022
Door Siebren Teule
Verbeteringen financiële positie faculteit
Tijdens deze raadsvergaderingen zijn een aantal onderwerpen besproken die te maken hebben met de financiële positie van de faculteit. De meest relevante hiervan is het nieuwe plan van het College van Bestuur om een groter deel van haar reserves per direct aan te spreken en in te zetten voor werkdrukverlaging en het realiseren van meer structurele dienstverbanden. Dit zijn de zogenoemde Impulsmiddelen. Hieruit ontvangt de faculteit Geesteswetenschappen – waar deze problematiek relatief groot is – tussen nu en 2027 in totaal 12 miljoen euro extra om deze doelen te bereiken. Het faculteitsbestuur heeft een plan opgesteld om deze middelen te besteden: meer onderzoekstijd voor universitair docenten, meer UD’s vast aanstellen in plaats van tijdelijk aannemen, meer strategische inzet van studentassistenten, en terugdringen werkdruk bij de ondersteuning van het onderwijs. Naast deze Impulsmiddelen biedt ook het nieuwe regeerakkoord hoop dat er structureel meer financiële middelen voor het hoger onderwijs komen, o.a. voor ongebonden onderzoek. Dit is met name hoopvol voor Geesteswetenschappen, omdat we bij onze faculteit relatief veel onderzoek uitvoeren dat minder direct inpasbaar is in de Strategische Thema’s.
De faculteitsraad is erg positief over dit meer rooskleurige financiële kader, zeker na een periode waarin we over bezuinigingen d.m.v. het nieuwe onderzoeksverdeelmodel (ozvm) hebben gesproken. De Impulsmiddelen hebben namelijk als direct gevolg dat het meest recente bezuinigingsplan – het nieuwe ovzm – uitgesteld wordt. Dit verdeelmodel zou leiden tot een verlaging van de onderzoekstijd voor UD’s, maar met de Impulsmiddelen kan deze de onderzoekstijd op peil worden gehouden. Sterker nog, er zijn voldoende middelen om de onderzoekstijd zelfs te verhogen voor een deel van de UD’s. Het nu uitgestelde ovzm wordt in dat licht herzien, en zal op termijn (waarschijnlijk volgend collegejaar) opnieuw worden uitgewerkt.
Hoewel het eerder besproken onderzoeksverdeelmodel dus wordt uitgesteld, heeft het faculteitsbestuur besloten om bijbehorend beleid bedoeld om werkdruk te verlichten wél in te voeren. Dit beleid omvat een andere beoordeling van onderzoeksprestaties met minder nadruk op output, en het verhogen van de ontwikkel- en overlegtijd van iedere docent naar 10% (is nu 5%). De faculteitsraad heeft zich afgelopen jaar juist hard gemaakt voor dit beleid, en we zijn dan ook erg tevreden met deze keuze.
Hoewel de faculteitsraad dus positief is over het bestedingsplan voor de Impulsmiddelen, maken we ons nog wel zorgen over de positie van tijdelijke docenten, zeker ook de docenten die niet geholpen worden door de hierboven genoemde investeringen. Het faculteitsbestuur gaf aan dat eventuele investeringen voor deze groep medewerkers niet binnen het door de UU geschetste kader voor de Impulsmiddelen passen. Dit benadrukt helaas nogmaals de benaderde positie van deze groep werknemers.
Huisvestingsvisie
Een ander belangrijk stuk dat op de agenda stond, is de nieuwe visie op de toekomstige huisvesting voor de faculteit. Dit stuk is een vervolgstap van de faculteit om het UU-brede Strategisch Huisvestingsplan, gepresenteerd in 2019, verder in detail uit te werken. In de visie is duidelijk terug te zien dat er met veel medewerkers en studenten gesproken is over hun huisvestingswensen. Tegelijk toont het stuk veel ambitie. De raad is daar positief over.
In de huisvestingsvisie wordt duidelijk gekozen voor een nieuwe benadering van het concept werkplek. Een werkplek in de nieuwe visie is niet meer een vast bureau/kantoor waar een medewerker altijd zit. Er wordt uitgegaan van een groter aandeel werktijd buiten kantoor, zoals thuis. In de visie zijn verschillende vormen van werken op de universiteit uiteengezet, zoals in stilte werken achter de computer, samen overleggen in vergadering, in stilte studeren, of hybride hoorcollege geven/volgen. Ook wordt samenkomen met collega’s en studenten gezien als belangrijk onderdeel van het werken. Voor al deze verschillende vormen van werken worden verschillende werkplekken ingericht. Medewerkers zullen, afhankelijk van de werkactiviteiten die zij doen, zich bewegen tussen deze verschillende plekken.
De faculteitsraad is tevreden dat deze voorwaarden allen zijn meegenomen in de huisvestingsvisie. De faculteitsraad staat in principe ook achter deze nieuwe benadering, maar heeft in eerdere gesprekken gesteld dat zo’n werkplekbenadering enkel functioneert indien er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Er moet bijvoorbeeld voldoende ruimte zijn om boeken en ander materiaal te bewaren en plekken om waardevolle spullen op te slaan. Ook moeten de verschillende soorten werkruimtes dicht bij elkaar liggen, zodat je niet de halve binnenstad door moet wandelen om van een vergadering naar een stiltewerkplek te gaan.
De raad heeft vragen gesteld over het financiële kader van de visie, dat nu nog ontbreekt maar wel cruciaal gaat zijn in de realisatie. Het bestuur heeft aangegeven dat dit later zal volgen, nadat er in overleg met de faculteit REBO een gezamenlijke binnenstadvisie is opgesteld en er duidelijkheid is over welke panden in de binnenstad precies bij de faculteit horen in de toekomst. De faculteitsraad heeft hier zorgen over geuit: het nieuwe werkplekconcept werkt alleen indien er wordt voldaan aan alle voorwaarden. Daarom is gevraagd welke van de vele uitgangspunten die genoemd zijn in de visie prioriteit hebben. Het bestuur gaf aan dat er juist bewust veel ambitie wordt getoond in deze visie, en dat in verdere uitwerking van het plan de raad betrokken zal blijven.
Een van de meer controversiële punten die in de visie benoemd worden, is de optie om roostertijden te verruimen. De raad heeft aangegeven dat dit een negatieve impact kan hebben op de werkdruk en maakt zich hier zorgen over. Het faculteitsbestuur gaf aan dat dit inderdaad een denkrichting in de visie is, maar niet de enige. In discussie benoemde het bestuur dat er bij eventuele verruiming van roostertijden zal worden gekeken naar de wensen van medewerkers die hier mee te maken krijgen. De raad zal scherp blijven op dit punt bij de verdere uitwerking van de visie.