Faculteitsraad Geesteswetenschappen

Nieuws

DUB: ‘Niet elke docent kan zonder training college in het Engels geven’

Studenten voorbereiden op het Engels dat ze kunnen verwachten tijdens college is essentieel, zeggen geesteswetenschappers Rick de Graaff en Rias van den Doel. Ook helpt het als studenten geleidelijk aan meer Engelstalig onderwijs krijgen, wat het schakelen tussen het Engels en Nederlands kan vergemakkelijken. “Want een academische opleiding volledig in één taal is zeker geen vanzelfsprekendheid.”

Door Marlies Dinjens
Origineel gepubliceerd op DUB op 10/07/2019

Nederlandse studenten die psychologieonderwijs in het Engels volgen, scoren gemiddeld een halve punt lager dan degenen die Nederlandstalige colleges krijgen. Dit blijkt uit het proefschrift van cognitiewetenschapper Johanna de Vos aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het artikel dat dagblad NRC hieraan wijdde, deed de wenkbrauwen fronsen. Ook aan de Universiteit Utrecht want wat betekent dit voor alle studenten die Engelstalig onderwijs volgen?Hoogleraar didactiek Vreemde Talen en Tweetalig onderwijs Rick de Graaff en taalkundige Rias van den Doel die betrokken is bij trainingen Engels voor Utrechtse docenten, zetten de uitkomsten van het Nijmeegse onderzoek in perspectief. De Graaff: “De oorzaak kan op veel fronten liggen, bijvoorbeeld aan de beperkte taalvaardigheid van studenten en docenten. Docenten geven misschien voor het eerst les in het Engels. Of ze zijn misschien wel native speakers in het Engels, maar houden te weinig rekening met de taalachtergrond van hun studenten. Het probleem kan ook liggen in de manier van toetsing.”

“Daar sluit ik mij bij aan”, zegt Rias van den Doel. “Het gaat om eerstejaars studenten. Daarbij kan ook een gewenningsperiode een rol spelen. We weten in dit onderzoek bovendien niet of de docenten getraind zijn in het doceren in het Engels. Dit brengt mij bij een belangrijk punt. Er is niet gekeken naar in hoeverre docenten getraind zijn om les te geven in een andere taal. Belangrijk bij English Medium Instruction (EMI) is dat zoiets alleen goed kan werken als alle deelnemers – dus docenten en studenten – hierop ingesteld zijn.”

Het trainen van docenten voor Engelstalige colleges is dus essentieel?
Van den Doel: “Als je gaat kijken naar een vak dat in het Engels en in het Nederlands wordt gegeven, kun je er niet zomaar vanuit gaan dat een docent zonder enige training in het Engels hetzelfde kan leveren. Hiervoor hebben wij bij Geesteswetenschappen een trainingsprogramma beschikbaar gesteld waarvan onderdelen ook op centraal niveau worden aangeboden.

Waar moeten docenten die in het Engels college gaan geven, rekening mee houden?
Van den Doel: “Een docent die in het Engels lesgeeft, moet vooraf duidelijk kunnen maken hoe een college is opgebouwd. Dit soort menustructuren zijn erg belangrijk als de studenten en docenten niet allemaal dezelfde moedertaal hebben. Een structuur maakt duidelijk wat studenten op welk moment kunnen verwachten.

“Ook vooraf het vocabulaire bespreken dat voorkomt in de lessen is belangrijk: bijvoorbeeld aan het begin van de collegereeks alle relevante termen in het Engels bespreken.

“Het is daarnaast ook verstandig om vooraf te doen aan verwachtingsmanagement over het Engelse taalgebruik. Sommige studenten verwachten dat hun docent zo praat als in de series op televisie. Dit is helemaal niet realistisch als het geen native speakers zijn. Ik raad docenten bijvoorbeeld aan om alvast een opname van hun Engels te delen met studenten op Blackboard. Zo weten studenten hoe deze docent klinkt en kunnen ze daar aan wennen.”

Wat is het belang van deze cursus?
Op termijn moet iedereen die in de faculteit Geesteswetenschappen Engelstalig onderwijs geeft, een basiskwalificatie van het Engelstalig onderwijs bezitten. Die BKE is een initiatief van de faculteit. Wie zijn BKE heeft, bezit voldoende spreekvaardigheid in het Engels waarbij ook wordt gelet op uitspraak. Daarnaast beheerst deze docent de juiste Engelse instructietaal voor zowel moedertaalsprekers als niet-moedertaalsprekers. En als laatste kan de docent schrijfproducten van studenten in het Engels begeleiden en beoordelen, laat Van den Doel weten. “Dit laatste is belangrijk omdat het voor docenten die hier niet in getraind zijn, het lastig kan zijn om Engels te beoordelen van niet-moedertaalsprekende studenten. Als je zelf niet zeker bent over bepaalde dingen kun je te streng zijn. Tegelijkertijd kan een docent kennis missen en dingen fout rekenen die niet fout zijn. Docenten kunnen hiervoor aanvullende modules volgen.”

De Graaff: “De afweging of een opleiding geheel of gedeeltelijk in het Nederlands of Engels verzorgd wordt, moet afhangen van de leerdoelen van de opleiding. De vraag is of je Engels alleen gebruikt als communicatietaal, omdat je een Engelstalige groep buitenlandse studenten moet bedienen of omdat je gericht bent op de ontwikkeling van de vakkennis en vaardigheden van de studenten en maakt het je niet uit hoe goed hun Engels zich ontwikkelt. Of is één van de leerdoelen dat de studenten hun academisch Engels goed ontwikkelen en willen we daar feedback op kunnen geven? Dat vraagt heel andere taaldidactische vaardigheden.”

Is internationaliseren eigenlijk noodzakelijk voor universiteiten? Hoe staat het met het Nederlands als academische taal?
De Graaff: “Het is van groot belang dat academici in hun discipline de Nederlandse taalvaardigheid blijven ontwikkelen. Heel veel studenten gaan immers in het Nederlands aan de slag. Tegelijkertijd vinden veel ontwikkelingen binnen het vakgebied internationaal plaats en daar is de voertaal meestal Engels en dat zal de komende decennia nog wel zo blijven. De ideale situatie is niet of/of, maar en/en. Je kan de bachelor grotendeels in het Nederlands aanbieden en een master in het Engels. Of je kiest ervoor het onderwijs binnen de bachelor een deel in het Nederlands of in het Engels te geven. Op die manier kunnen studenten zich doelbewust ontwikkelen in beide talen op academisch niveau. Een docent kan bijvoorbeeld in het Engels lesgeven, terwijl de opdrachten in het Nederlands worden gemaakt.”

Van den Doel: “Het is een misverstand om te denken dat een opleiding in het Engels automatisch volledig in het Engels moet worden gegeven. Binnen de academische wereld komt bij de discussie over EMI (English Medium Instruction, red.) ook steeds meer het onderwerp meertaligheid naar voren: juist het switchen tussen talen is belangrijk voor het werken in een internationale context.

“De keuze voor lesgeven in het Engels moet weloverwogen genomen worden: het vergt meer van docenten en studenten. Je moet niet als lemmingen van de klif af springen. Weten dat het altijd tijd en moeite kost om iets in een andere taal te doen. Het is een proces van lange adem. De keuze om over te stappen naar lesgeven in het Engels wordt op sommige plekken vaak van de ene op de andere dag gemaakt en docenten worden daarbij in het diepe gegooid, zonder dat ze hiervoor de juiste ondersteuning krijgen.

“Het is problematisch als je docenten niet helpt. Docenten kunnen training krijgen in hun uitspraak van het Engels. We weten bijvoorbeeld dat vooral Nederlandse studenten heel gevoelig zijn voor de Engelse uitspraak van Nederlandstalige docenten.”

Ze nemen docenten met een zwaar Nederlands accent minder serieus?
Van den Doel: “Je kunt dat slecht vinden, maar je kunt beter een docent wapenen met een uitspraaktraining en zorgen dat dit minder opvalt.”

Rick de Graaff, u bent deskundig als het gaat om de didactiek van vreemde talen, tweetalig onderwijs en het gebruik van Engels als instructietaal, met name in het voortgezet onderwijs. Kunnen universitair docenten nog iets leren van de wijze waarop tweetalig onderwijs op de middelbare school vorm krijgt?
De Graaff: “Binnen het voortgezet tweetalig onderwijs was de overtuiging heel sterk dat je niet zomaar in het Engels kunt gaan lesgeven zonder de juiste training. Docenten worden heel specifiek getraind in de juiste taalvaardigheid en hoe ze moeten lesgeven in het Engels.

“De training van de UU sluit heel erg aan bij zaken die in het voorgezet onderwijs al 20 jaar gebeuren. Scholen worden daar al 20 jaar op getoetst. Het beleid op de scholen voor tweetalig onderwijs is om minimaal 50 procent van de vakken zoveel mogelijk in het Engels te geven, in ieder geval gedurende de hele onderbouw. Dat percentage is meer een beleidskeuze dan dat dit vanuit onderzoek het beste is. Vaak wordt er in de brugklas tot de herfstvakantie nog wat Nederlands getolereerd. Daarna switchen ze volledig naar Engels, omdat leerlingen anders te makkelijk zouden terugvallen op hun moedertaal. Maar juist de verbinding met moedertaal is in mijn optiek heel belangrijk, de tweetaligheid en het kunnen switchen tussen twee talen. Daar zijn nog stappen in te zetten.”

Van den Doel: “In veel delen van de wereld switchen mensen heel makkelijk tussen verschillende talen en gaan ze daar op een fluïde manier mee om. Dat heet translanguaging. In Europa voelen we de druk meer van de natietaal. In veel landen is meertaligheid de norm, zoals Zuid-Afrika en India. Als je studenten wilt opleiden tot wereldburgers is dit hybride taalgebruik ook belangrijk.”

Hoe lastig is het eigenlijk voor je hersenen om de switch te maken tussen twee talen?
Rick de Graaff: “Talen zitten niet in gescheiden hokjes of laatjes in je hersenen. Aan allerlei concepten in je brein zit taal verbonden. Juist die interactie en vertakkingen kunnen heel goed zijn. Wanneer je zowel het Nederlands als Engels activeert, kan de ene taal de andere versterken.”